In 1316 koos Guilhem de Toulouse, seneschal van Périgord voor Edward II van Engeland, Molières als basis van zijn macht. Hij klaagde dat er geen versterkt huis was om hem te beschermen, behalve een toren die als gevangenis werd gebruikt en die bij de bouw in de hoek van de bastide was gebouwd. Daarop ondernam hij de bouw van het kasteel met zijn eigen geld. Hij vroeg de koning hem de kosten te vergoeden, wat deze in mei 1315 accepteerde. Maar in 1318 vroeg het centrale bestuur in Londen hem naar de Constable de l'Ombrière te gaan.
Volgens een legende wordt dit kasteel "Kasteel van de Witte Koningin" genoemd. Alles wat overblijft is de ommuring met wallen en een vierkante donjon, geïsoleerd in het midden van de ommuring.
De bouw van het kasteel begon na 1314, tijdens het bewind van Edward II van Engeland. Hij had er toen voor gekozen om van Molières een versterkte basis te maken om zijn gezag uit te oefenen.
De muur van 50 vierkante meter is voltooid tot op het niveau van de borstwering. In het midden van de muur staat een zes meter hoge toren, die tegelijk met de bastide werd gebouwd. De bouw van het kasteel werd toen stopgezet, zoals blijkt uit een akte van maart 1320, en het kasteel bleef onvoltooid.
Het kasteel werd op 12 oktober 1948 tot historisch monument verklaard. Het is privé-eigendom.